woensdag 7 september 2011

Stil Leven

Matthijs Röling, Winter, 1975-1976. Olieverf op doek, 90,5 x 80,5 cm. Collectie ING


Het was puur toeval dat ik jaren geleden bij kunstenaar Matthijs Röling op een verjaardagsfeestje belandde. Ik had vóór ons bezoek een boek over zijn werk opengeslagen. De rariteitenkabinetten die ik geschilderd zag werden driedimensionaal aldaar. Huis en tuin waren gevuld met de meest mooie en merkwaardige objecten die samen een sprookjesachtig geheel vormden. In deze bijzondere omgeving in een klein dorpje in Groningen vindt de kunstenaar sinds lange tijd rust en inspiratie.

Matthijs Röling (1943) heeft zich in zijn kunst nooit laten leiden door de heersende moderne stromingen en opvattingen. Hij verkiest de figuratie boven het abstracte en conceptuele. Zijn inspiratie vindt hij verder terug in de tijd: het zijn de klassieke thema's die hem grijpen. Röling wordt ook wel 'de jongste van de oude meesters' genoemd: “Ik voel klassieke onderwerpen als een uitdaging; om daar nog iets nieuws aan toe te voegen.”[i]
Zijn stillevens, portretten en mythische voorstellingen kenmerken zich door harmonie. Een overdachte, maar spontaan ogende compositie van verschillende elementen is het middel. Over alles hangt een zweem van poëzie en intimiteit.

Allegorieën van het alledaagse
Zijn eerste grote succes behaalde Matthijs Röling met een serie 'kastjes': met fijne penselen geschilderde stillevens van alledaagse en curieuze voorwerpen die de kunstenaar in een houten kabinetje plaatste. Ze doen denken aan vijftiende- en zestiende-eeuwse Kunst und Wunderkammers en Italiaanse Studioli, vol rariteiten en trompe-l'oeil. De objecten zijn met fijne penselen geschilderd en kennen grote aandacht voor kleur, lichtval en stofuitdrukking.  Heel duidelijk komt Rölings liefde voor de Italianen en het picturaal realisme naar voren.
Het kastje Winter uit de serie Vier Jaargetijden met zijn koele, ijsblauwe kleuren staat vol objecten verwijzend naar het seizoen. De voorwerpen hebben veelal een allegorische waarde. De schedel verwijst naar het klassieke ‘Memento Mori’-principe, en de vergankelijkheid van het leven komt eveneens naar voren in de verwelkte, gedroogde zonnebloem. In de weerspiegeling van de glazen bol zien we Röling zelf achter zijn ezel en daarmee geeft hij het werk een persoonlijke lading. Onderaan prijkt het gedicht ‘Vereinsamt’ van Nietzsche dat gaat over verlorenheid en het gemis van een thuis. Een houten pop bungelend aan een enkele spijker trekt de aandacht naar een geschreven gedachtegang van Röling die eenzelfde sfeer oproept. “Het is winter, wat een rottijd. Het is koud en steeds maar denken, was het maar lente, zou ik willen dansen” luidt het begin. De objecten in het kastje worden symbolen van het gevoelsleven van de kunstenaar. Binnen de conceptuele stromingen van de jaren zeventig volgt Röling zijn eigen weg. De kunst van dat moment is voor hem als een tijd van verval en hij smacht naar een nieuwe tijd waarin hij weer wil geloven.

Vandaag de dag vindt Matthijs Röling als boegbeeld van het Noordelijk Relalisme overal bewondering; zijn serie ‘kastjes’ is daarvoor medeverantwoordelijk. Dit jaar heeft de kunstenaar de titel Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw gekregen. Zijn werk is onder andere te bewonderen in de aula van het Academiegebouw van de Rijksuniversiteit Groningen waar hij de muurschildering ‘De boom der kennis’ maakte (op initiatief van prof.dr. Henk van Os) en maakt deel uit van de collectie van het Drents Museum in Assen en van het voormalige Scheringa Museum voor Realisme.

Literatuur: 
H.R. Tupan (red.), Matthijs Röling, Mimesis, tent.cat. Assen (Drents Museum) en Spanbroek (Frisia Museum) 2005.

[i] Tupan, p. 64.