woensdag 27 juli 2011

Dijkwerkers, Zeeuwse boeren en een verdronken eiland

Tekening die Cees Bantzinger maakt bij de drooglegging van Walcheren. Collectie Boskalis


In oktober 1945 komt kunstenaar Cees Bantzinger (1914-1985) aan op Walcheren waar hem een belangrijke taak wacht. In tekeningen en aquarellen zal hij de droogmaking van het Zeeuwse eiland gaan vastleggen.  Een jaar eerder hebben de geallieerden het onder water laten lopen om een barricade op te werpen voor de Duitse bezetter die zo de haven van Antwerpen niet kan bereiken. “De strijd tegen de Duitschers was na negen dagen voorbij; maar nu moest de strijd worden opgenomen tegen een vervaarlijker vijand: de zee. Het zou een vol jaar duren, eer de mensch zijn verbitterd gevecht tegen het water gewonnen had.”[1] Het grootste werk moet dus nog beginnen, en met veel moeite moet men weer terugdraaien wat men zelf heeft veroorzaakt. Over dit helse karwei zal schrijver A. den Doolaard (pseudoniem van C. Spoelstra), die in februari 1945 als verbindingsofficier naar Walcheren afreist, de boeken Walcheren komt boven water en Het verjaagde water schrijven. De hoofdpersonen zijn gebaseerd op de waterstaatsfunctionarissen en aannemers die leiding geven aan de sluiting van de dijken. Bantzinger maakt tekeningen voor de laatste roman en ook illustreert hij het boekje Dit is Walcheren, uitgegeven ten bate van de drooglegging en met artikelen van Den Doolaard, Jef Last en Ed. Hoornik.



Omslag van het boekje: Dit is Walcheren, Haarlem 1945 met artikelen van Jef Last, A. den Doolaard, Ed. Hoornik en tekeningen van Cees Bantzinger, ten bate van het herstel van Walcheren. Prijs: f.1,25


Cees Bantzinger maakt in totaal meer dan tweehonderd tekeningen van de dijkdichting: “Ruime tekeningen, een plas inkt, in even overvloedig water gewassen als waarmee het eiland overstroomd werd.”[2] Er ontstaan prachtige studies van het verzonken landschap van Walcheren, die troosteloosheid uitstralen maar tegelijkertijd ook de schoonheid van de machtige zee tonen. Men ziet de uitstekende daken van boerderijen die ondergelopen zijn en de geslagen gaten in de dijken op plaatsen als Rammekens en de Nolledijk. Bantzinger maakt daarnaast talloze portretten van boeren, grondwerkers en opzichters, rijswerkers, stortwerkers en krijgsgevangenen die het taaie en zware werk moeten doen. Enkele tekeningen van onverwoestbare Zeeuwse boeren en boerinnen bevinden zich in de collectie van het Singer Laren.[3] Het overgrote deel is echter in 1974 van de kunstenaar zelf aangekocht door baggerbedrijf Boskalis, vlak na een expositie van het werk in het Zeeuws Museum in Middelburg. Bij de drooglegging van Walcheren speelt aannemer Kobus Kalis, de oprichter van Boskalis, een belangrijke rol. Hij wordt in Het verjaagde water vertolkt in de persoon van Berend Bonkelaar en is ook enkele keren door Bantzinger getekend. Het totaal aan tekeningen en aquarellen dat Cees Bantzinger in Walcheren maakt vormt een bijzonder deel in zijn oeuvre dat verder o.a. bestaat uit vrouwenportretten, rechtbanktekeningen en illustraties voor tijdschriften als Vrij Nederland en Elsevier.

De Zinkbaas, dirigent van het zinkstuk, in Dit is Walcheren, p. 11.


[1] Den Doolaard 1946, p. 6.
[2] De Volkskrant, 7 februari 1947.
[3] Linda Barendse, p. 73.

Literatuur:
Jef Last, A. den Doolaard, Ed. Hoornik en C.A.B. Bantzinger (illustraties), Dit is Walcheren, Haarlem 1945.
A. den Doolaard, Walcheren komt boven water, Amsterdam 1946.
De Volkskrant, 7 februari 1947.
A. den Doolaard en C.A.B. Bantzinger (illustraties), Het verjaagde water, Amsterdam 1948.
W.I.M. Weber, Catalogus van een collectie tekeningen en aquarellen over de “Droogmaking van Walcheren” in 1945 door C.A.B. “Bantzinger”, Vlissingen 2005.
A. Rens, Cees Bantzinger als journalistiek tekenaar, Universiteit Utrecht (bachelorscriptie) 2006.
Linda Barendse e.a., Collectie Singer, Tekeningen en prenten, Zwolle 2010, p. 73.



woensdag 20 juli 2011

Inspiratiemateriaal

André Kertész, Portret van de schrijfster Colette, 1930, Gelatine zilverdruk vanaf glasnegatief.
Collectie Médiathèque de l'Architecture et du Patrimoine, Paris

De Médiathèque de l'Architecture et du Patrimoine in Parijs bezit een prachtige collectie van de Hongaarse fotograaf André Kertész (1894-1985) die van 1925 tot 1936 in de Franse hoofdstad verbleef en er de mooiste plaatjes schoot van de stad en haar inwoners. Kertész bevond zich in de artistieke kringen van het moment en maakte portretten en atelierfoto's van kunstenaars als Piet Mondrian, Alexander Calder, Marc Chagall, filmmaker Sergei Eistenstein en schrijfster Colette.


Afbeelding:
Sidonie-Gabrielle Colette (1873-1954) zittende aan haar bureau in gezelschap van een slapend katje. Ze was op dat moment zo'n 57 jaar oud en een bekende persoonlijkheid in het Franse leven. Haar vele huwelijken en affaires (o.a. met een vrouw) en variété-leven in Moulin Rouge baarden evenveel opzien als haar erotische romans die stuk voor stuk bestsellers werden.

woensdag 13 juli 2011

Sneak preview tentoonstelling 'Gust'


Als gastconservator werk ik momenteel voor CODA Museum Apeldoorn aan een overzichtstentoonstelling van werk van de kunstenaar Gust van de Wall Perné (1877-1911). Precies honderd jaar geleden stierf Gustaaf op 34-jarige leeftijd plotseling aan een verfvergiftiging. Hij was in de bloei van zijn leven en begaf zich als kunstenaar in de wereld van boekbanden, schilderkunst, illustratie, grafiek, ex libris, meubelontwerp, reformkledij, theaterdecors, weefkunst, schreef sagen en werkte als docent. Daarnaast was hij zeer actief in de Amsterdamse kunstwereld als vice-voorzitter van vereniging Sint Lucas, bestuurslid van de Vereniging ter Verbetering van Vrouwenkleding, schrijver voor De Kunst en exposant bij Arti et Amicitiae, om maar wat te noemen. Zijn inspiratie haalde Gust. op zijn geboortegronden van de Veluwe waar hij een zomerhuis had.

In dit blog de komende maanden voorproefjes op deze bijzondere tentoonstelling met vandaag één van de prachtige boekbanden die Van de Wall Perné ontwierp.

zaterdag 9 juli 2011

Het modernisme van Rie Cramer

Rie Cramer, illustratie in: Grijpt als ’t rijpt.

Marie (‘Rie’) Cramer (1887-1977) is één van Nederlands bekendste illustratrices en haar tekeningen in kinderboeken als Sprookjes van Moeder de Gans behoren tot het gezamenlijk beeldgeheugen van onze jeugdjaren. Al op negentienjarige leeftijd krijgt Cramer haar eerste illustratieopdracht van uitgever W. de Haan uit Utrecht en niet veel later volgen lessen van niemand minder dan Willem van Konijnenburg, Jan G. Veldheer en Theo van Hoytema. Ze verzorgt tijdens haar leven zo’n 120 boeken met illustraties en teksten en is het gezicht van het populaire kinderblad Zonneschijn. Haar boeken worden ook in het buitenland uitgegeven. Naast illustraties maakt Cramer ex libris, kinderbehang, keramiek, kostuums, modetekeningen voor tijdschrift De vrouw en haar Huis en schrijft ze toneelstukken en romans onder de pseudoniemen ‘Marc Holman’ en ‘Annie Smit’. Omstreeks 1915 brengt Rie Cramer haar zomers door in een woonwagen zonder wielen in Blaricum en maakt er deel uit van het artistieke milieu waar ook Piet Mondriaan en Jan Sluijters toe behoren. Ze schrijft erover in een aantal autobiografische schetsen met de titel Flitsen (1966). Tijdens de Tweede Wereldoorlog schrijft ze de poëziebundel Verzen van Verzet. Rie Cramer heeft relaties met kunstcriticus Albert Plasschaert, dichter-schrijver P. Otten en toneelspeler Eduard Verkade waarvan de laatste twee ook enige tijd haar echtgenoot zijn. De illustratrice kiest uiteindelijk voor haar vrijheid. Vele reizen naar het buitenland volgen (waarover ze schrijft in De Groene Amsterdammer) en ze woont lange tijd met vrienden in een huis op Mallorca.

De hierbij afgebeelde illustratie komt uit het boek Grijpt als ’t rijpt uit 1932 en is een voorbeeld van werk dat Rie Cramer maakt voor volwassenenliteratuur. De strakke lijnen en het scherpe contrast doen denken aan de Art Deco en laten de eerste stalenbuismeubelen van Metz & Co zien. Het boekje van kunsthistoricus Willem Vogelsang wordt uitgegeven door de Vereeniging van Handelaren in Oude Kunst en geeft advies hoe men zijn huis het best kan verfraaien. Er wordt een oproep gedaan juist niet met de mode mee te gaan, maar eerder antiek te kopen en je persoonlijke smaak te volgen. “Met inrichtingen kant en klaar uit de handel betrokken, komt Ge er niet” aldus professor Vogelsang. “Zelfs met kamers in den trant der moderne askese, waar het indirecte licht alleen blanke wanden en spichtige stalen meubelen beschijnt, is tenslotte niets persoonlijks te bereiken”. Cramers illustratie toont een modern echtpaar met de stoel Wassily, door Marcel Breuer ontworpen en in datzelfde jaar te koop bij Metz & Co.[1]

Het lijkt Rie Cramer echter om het even te zijn. In ieder geval lijkt deze prachtige tekening eerder reclame voor het moderne interieur dan een illustratie van Vogelsangs bedenkingen. Cramer is een vakvrouw en ontwerpt in deze periode net zo goed reclameplaten voor De Bijenkorf, dessins voor kinderbehang van de firma Rath & Doodeheefver en wandschilderingen voor winkels in Amsterdam als voor een boekje zoals Grijpt als ‘t rijpt.

-------------------------

Noten:
 [1] Deze illustratie en de passages uit Grijpt als ’t rijpt worden beschreven in: De Bodt en Kapelle, p. 153.
In dit boek is eveneens een uitgebreide index op boektitel doorzoekbaar evenals een groot aantal biografieën van Nederlandse illustratoren.

Literatuur:
W. Vogelsang, Grijpt als ’t rijpt, Amsterdam (Vereeniging van Handelaren in Oude Kunst in Nederland) 1932.
Rie Cramer, Flitsen, ’s-Gravenhage 1966.
Saskia de Bodt, Jeroen Kapelle e.a., Prentenboeken, Ideologie en illustratie 1890-1950, Amsterdam/Gent (Ludion) 2003.

Gepubliceerd op: www.rond1900.nl [25 juni 2011]

De uitzonderlijkste zonderling van het Gooi: Schedelmeter Alfred Waldenburg

Annie Bruin, Portret van Alfred Waldenburg, de ‘schedelmeter’. De tekening wordt afgebeeld in Heyting, p. 172. [overige gegevens onbekend]


Het zou je maar overkomen. Als willekeurige wandelaar in Amsterdam op straat door een zonderling aangesproken worden die vraagt of hij je schedel op mag meten. De mensen in Laren en Blaricum keken er al niet meer van op. Zij waren bekend met de Duitse ‘schedelmeter’ en antropoloog Alfred Waldenburg (Berlijn 1873-1942 Laren) die er een hut bewoonde en bovendien zat het hele Gooi rond de eeuwwisseling van de twintigste eeuw vol met excentriekelingen.

Het hondje van de rijken.

Guillaume Anne van der Brugghen, Portret van een Hondje, 1891, Olieverf op doek op paneel, 15,5 x 18 cm. Inv.nr. SK-A-2092 . Collectie Rijksmuseum Amsterdam

In een salon bij ’t warme haardvuur,
Ligt Fifi in zijn zijden mand;
Hij laat zich lekk’re hapjes voeren,
En streelen door een dameshand.
En om den hoek in ’t nauwe steegje,
Zit in een krot een weduwvrouw;
Bij d’ harde stroozak van haar kind’ren,
Schreiend ontwakend van de kou.

Een theaterdecor van H.Th. Wijdeveld

Hendricus Theodorus Wijdeveld (1885-1987), Decorontwerp voor ‘Iphigénie en Tauride’, Wagnervereniging, 1930. Potlood op transparant papier, 42,8 x 61 cm, Collectie Theater Instituut Nederland, Amsterdam.

Door zijn enorme verbeeldingskracht wordt Hendrikus Theodorus Wijdeveld (1885-1987), bijnaam ‘Dutchy’, ook wel omschreven als de grootse visionair uit de Nederlandse architectuurgeschiedenis en daarmee vergeleken met Frank Lloyd Wright en Le Corbusier. Wijdeveld ontwerpt bijvoorbeeld een twintig kilometer lange schacht naar het middelpunt van de aarde, een plan voor de volledige herbebossing van Nederland en een nieuwe stadswijk met volkstheater in het Amsterdamse Vondelpark. De wereld is een totaaltheater waar hij zijn dromen kan ensceneren wat zich uit in een visueel architectonisch spektakel in tegenstelling tot het beeldloze modernisme van zijn tijd.

Geïnviteerd door Alma Mahler: Nelly van Doesburg in Wenen


Nelly van Doesburg in het atelier van Piet Mondriaan (detail), 26 Rue du Départ, Parijs, 1923. De foto werd gepubliceerd in: De Stijl VI (1924) nr. 6/7, p. 86.

“De muziekwereld hier is wel interessant! Ik ben goed bekend met Alma Mahler, de weduwe van Gustav Mahler. Die inviteert me veel en ik tref daar altijd interessante lui. Ze neemt me mee naar concerten.” schreef Nelly van Doesburg (1899-1975) aan goede vriend Antony Kok in december 1921.[1] De jonge pianiste verbleef op dat moment enkele weken in Wenen zonder haar geliefde Theo van Doesburg. De twee zouden pas in 1928 in het huwelijk treden maar Nelly van Moorsel werd door haar onafscheidelijkheid van ‘Does’ al snel ‘Mevrouw van Doesburg’ genoemd. Haar tijd in Wenen was echter een korte periode van bezinning waarbij zij op eigen benen stond. Zij werkte er aan haar carrière als avant-gardistisch pianiste onder de artiestennaam ‘Pétro’ en waar kon zij beter in contact komen met de moderne muziekwereld dan in de salon van Gustav Mahlers weduwe Alma?

Breitners uitstapje naar de Veluwe

G.H. Breitner, Zelfportret in hemdsmouwen, 1882, Olieverf op doek, 40 x 30 cm, Collectie Museum Boijmans van Beuningen Rotterdam [afbeelding: RKD]

Gepubliceerd op: www.rond1900.nl
“Alles ging toen naar Gelderland. Daar was natuur; overal elders het zuivere niets […].”[1]
Het negentiende-eeuwse Gelderse landschap verschilde sterk van het Hollandse. Op de Veluwe vond je uitgestrekte heidevlakten met zandverstuivingen, eeuwenoude eiken en majestueuze wouden. Het leven van de boerenbevolking was zwaar, maar eenvoudig en puur. Deze oorspronkelijkheid van natuur en mens oefende een enorme aantrekkingskracht uit op de stedeling die de opkomende industrialisatie wilde ontvluchten. Behalve botanici, schrijvers en predikanten waren het de schilders die zich vanaf 1830 in toenemende mate op het ‘wild en bijster’ land van de Veluwe waagden.

De Wereldtentoonstelling in 1900

Het Finse paviljoen op de wereldtentoonstelling in Parijs, 1900, interieur. National Board of Antiquities, Helsinki

Het Geschiedeniskanaal van de VPRO besteedt op haar website kort aandacht aan de Parijse Wereldtentoonstelling van 1900. Maar liefst 47 miljoen mensen bezochten het evenement dat voor de vijfde maal in Parijs werd georganiseerd en waarbij onder andere voor het eerst geluidsfilms en roltrappen getoond werden. Blikvanger van het Nederlandse paviljoen was het eierschaalporselein van Plateelbakkerij Rozenburg. Unieke filmbeelden zijn te bewonderen op: http://geschiedenis.vpro.nl/artikelen/37535431/

Afscheid van lange lichte zomeravonden

Harald Sohlberg (1869-1935)
Bloemenwei in het Noorden [‘En blomstereng nordpå’], 1905
Olieverf op doek, 96 x 111 cm
Nasjonalgalleriet, Oslo


Een bloembed vol madeliefjes. Een mistig landschap en een kronkelende rivier in het licht van de maan. Het enige spoor van menselijke aanwezigheid is een boerderij op de achtergrond. Van het kleinste tot het grootste, van de bloemen op de voorgrond tot het mistige landschap op de achtergrond, alles lijkt onderworpen te zijn aan een bovennatuurlijke orde: een lofzang op de natuur. Het schilderij Bloemenwei in het Noorden laat je in deze herfstige periode verlangen naar de lange lichte avonden van de zomer.

Munchs gedicht over het leven, de liefde en de dood

Tentoonstelling van het Levensfries van Edvard Munch bij Galerie P.H. Beyer & Sohn, Leipzig, 1903
Fotograaf onbekend
Bron: Im Lichte des Nordens, Skandinavische Malerei um die Jahrhundertwende, Düsseldorf (Kunstmuseum Düsseldorf) 1986, p. 21.


De Kunsthal in Rotterdam toont dit jaar het werk van de Noorse meester Edvard Munch (1863-1944). Bijzonder is dat de ruim 150 werken stuk voor stuk afkomstig zijn uit particuliere collecties en een unieke verzameling vormen die niet eerder in deze samenstelling tentoongesteld werden. In zijn werk verbeeldt Munch met een expressieve lijnvoering en kleurgebruik het leven, de liefde en de dood. Zijn werk spat van het doek af en brengt de toeschouwer in verwarring en ontroering. Het mysterieuze licht van het Noorden geeft de kunst een symbolistische lading die typisch is voor de Scandinavische kunst van de eeuwwisseling.

Een Turksch Avondfeest.

De feeststoet die de bruid van den Sultan vergezelde

Als onderzoeker van de Nieuwe Kunst kom je regelmatig documenten tegen die je een aardig kijkje geven in het kunstenaarsleven rond 1900. Een collega wees me laatst op een wel heel gezellig artikeltje met daarbij foto’s waarop mijn kunstenaar van aandacht stond afgebeeld in een Turks gewaad in het gezelschap van een enorme olifant..

woensdag 6 juli 2011

WAARHEID in de vrouwenkleding!

 Reformjapon ontworpen door Gust van de Wall Perné en vervaardigd [en gedragen?] door Eugénie Van de Wall Perné. Foto uit het Maandblad van de Vereeniging Vakschool ter Verbetering van Vrouwen- en Kinderkleeding, nr. 10, 1 oktober 1909, pp. 152-153.

De reformbeweging die rond 1900 opkwam schreeuwde het bijna uit: Vrouwen hoefden niet langer rond te lopen in knellende korsetten en strakke japonnen van stoffen die niet ademden. Dit kwam de gezondheid en hygiëne niet ten goede en daar moest verandering in komen. Artsen, modeontwerpers, maar ook kunstenaars kwamen in actie. “Het sleutelwoord werd WAARHEID: een gezond, onbelemmerd lichaam was een mooi lichaam en dit kwam het beste uit in losse, vloeiend vallende kleding.”[1]